Op deze pagina staan grappige en wat ernstiger gedichten door elkaar om het levendig te houden. Ook worden versvormen door elkaar gebruikt en worden korte gedichten afgewisseld met langere. Helemaal onderaan staan de ‘Trijntje Fops’ en de limericks. 

Vurig verlangen

Ik wou dat het nu eindelijk ging waaien

en dat het stookadvies weer gunstig was.

Ik zit door dit beleid in zak en as.

Zo kan mijn crematorium niet draaien. 

Ook heb ik door dit stomme stookverbod

een stoffelijke restenoverschot.

Met dank aan Patrick M.

Snelsonnet, 20 januari 2025

Dwaalgast

Weet u de weg? Ik ben zo aan het zoeken.

Ik ben verdwaald en ken hier kind noch kraai.

Ik heb gezocht in straten en op hoeken.

Ik vroeg het ook zojuist nog aan de gaai.

Die kraste wat, het leek wel of hij lachte

en dat gedrag dat vond ik niet zo fraai.

Ik zit nu echt naar ware hulp te smachten.

Is het die uil die mij zo uitkomst biedt?

De redding komt, ik zie het in gedachten.

Ach hij vliegt door, ik krijg zijn steun dus niet.

Die spreeuwen dan, want in zo’n populatie

is er vast iemand die mijn wanhoop ziet.

Maar nee, een stem klinkt op uit die formatie:

‘Zes tientjes man, dan heb je navigatie.’

Terza rima, 4 augustus 2024

Vogelvrij

Ik ben het feit en ooit werd ik vertrouwd.

Ik stond bekend als ‘vaststaand’ of ‘voldongen’.

Mijn woord was wet, er werd op mij gebouwd.

In elk gewest werd luid mijn lof gezongen.

Dat is geweest, ik stel niet veel meer voor.

De optie heeft mij van mijn plaats verdrongen.

Ik vraag mij af: Hoe moet ik nu toch door

nu zelfs de mening mij voorbij komt streven?

Mijn reputatie gaat geheel teloor.

Ik leid een leeg, een nietig, somber leven,

verfoei ten diepste deze barbarij

en weet mij door onzekerheid omgeven.

Dus smeek ik u: Toe, schaar u aan mijn zij,

want zonder mij is waarheid vogelvrij.

Terza rima, 1 november 2024

Het mooie mokkel

Die mooie snoet, de tanden hagelwit,

haar kersenrode lippen en haar haren,

haar ogen waar ik in moet blijven staren

en dan die borsten, ongekend van snit.

Haar gulle lach, haar sierlijke gebaren.

Hoe zij beweegt, wat zit zij vol met pit!

Wat nu? O, lieve, goede God, ik bid

dat U mij tot haar minnaar wilt verklaren.

Nu opent zij haar mond, ik hoor haar stem.

Zij lijkt wel schor of zit een stemband klem?

Ze lijkt zo net een oude koffiemolen.

een knarsend wiel, een schuivende berg kolen.

Die aanslag op mijn oren brengt verdriet.

Och Heer, verhoor mijn bede toch maar niet.

Sonnet, voorjaar 2024

The ballad of Billy the Kid

Ik schets u het leven van Billy the Kid.

De jongen was goed voor een twintigtal moorden.

Hij was dan ook ‘Wanted’ in talloze oorden.

Nou ja, u begrijpt wel, het ventje had pit.

Een loopbaan als deze dient tijdig gestart.

Het liegen en stelen dat lukte al aardig

en ook de revolver hanteerde hij vaardig,

hij schoot op zijn twaalfde een man door het hart.

Hij werd op het stelen van kleding betrapt

en moest het cachot in, dat zou hem wel leren.

Maar denk nu maar niet dat dat hem iets kon deren,

hij is toen gewoon door de schoorsteen ontsnapt.

Een leven van vluchten lag in het verschiet.

Hij ripte het leger, stal zadels en knollen.

Hij werd weer gesnapt maar opnieuw, zonder dollen,

vermocht hij te drossen, die sluwe bandiet.

De veeboer John Tunstall gaf Billy een baan

en dus leek het tij zich ten goede te keren

tot aan het moment dat afgunstige heren 

de ranch overvielen, toen was het gedaan.

Want Billy zwoer wraak, hij vermoordde het stel.

Men vormde een posse om Billy te vatten.

Old Sheriff Bill Brady was een van die ratten,

maar Billy zond Brady subiet naar de hel.

Er werd nu een dot van een premie beloofd

voor wie onze held in de tang wist te nemen.

Ach god nog aan toe, o wat had ie problemen,

 als rat in de val en een prijs op z’n hoofd.

Hij werd toen gepakt, voor de rechter geleid.

Die oordeelde grif dat ‘the outlaw’ moest hangen

en tot dat moment bleef hij stevig gevangen.

Welnu, zult u denken, dat werd wel eens tijd.

Maar Billy ontsnapte, geloof het of niet.

Zijn beide bewakers benam hij het leven.

Hij stal rap een merrie, je zag hem nog even

en dan was hij foetsie tot veler verdriet.

Een ‘oldtimer’ zag hoe hij allen ontvlood.

The Kid stoof de stad uit, geheel ongeschonden.

Hij zat in een schuilplaats, maar werd toch gevonden.

Pat Garrett die trof hem en dat werd zijn dood.

Maar net eenentwintig en dan al gesneefd.

The Kid ligt nu tussen twee vrienden begraven.

Hij heeft nooit behoord tot de wereld der braven,

maar godallemachtig wat heeft ie geleefd.

28 november 2024

Faux pas

Ik zou toch zo graag dansen maar mijn benen willen niet.

Het schort mij aan een maatgevoel, mijn kop is erg balsturig,

ook soepelheid ontbreekt mij, ik ben net een monoliet.

Zo sierlijk met mijn lief te zwieren, och dat wou ik vurig

en daarom heb ik steeds opnieuw met dansles meegedaan.

Hoewel zij mij zeer liefhad werd zij toch wat ongedurig,

want door mijn leiding of nou ja wat daar voor door moet gaan

ontbeert zij elk genoegen van een vrij en sierlijk zwieren.

Zij zei: ‘Je bent een lieverd maar blijf nu maar even staan.’

Nu danst zij met een ander die haar ook nog wil versieren.

Ik moet er dus voor zorgen dat ik straks niet word gedist.

Het leven is geen vreugdedans met zulke stroeve spieren.

In één dans ben ik evenwel een echte specialist:

ik ben een ware meester in de echtelijke twist.

Terza rima, 21 december 2024

De bel

Ik heb vandaag niets meegemaakt.                   

Ik heb geen boodschappen gedaan.

Ik ben de deur niet uitgegaan.

Ik heb geen wezen aangeraakt.

Geen post gehad, geen mail gezien,                           

geen app of sms gehad.                                     

Ik ben het allemaal zo zat.

Dit is toch niet wat ik verdien.       

Maar dan, opeens, gaat daar de bel                           

en dat geluid maakt net op tijd

een einde aan mijn eenzaamheid.

Mijn hart slaat plotsklaps bliksemsnel.

Dit wordt een machtig avontuur.                     

De deur ontsluit ik met veel zwier.

Een man in uniform zegt: ‘Hier

heb ik een pakje voor uw buur.’

Kwatrijnenkwartet, 26 september 2024

Klein najaarsleed

Dit kille natteneuzenweer,

het overvalt mij elke keer.

Ach gat daar ploft een druppel neer,

daar gaat mijn goede naam en eer.

Ik wou maar dat ie niet zo droop.

Zodra ik echter buiten loop

vervliegt mij weldra alle hoop.

Maar ooit was hij majestueus.

Och had ik nog die frisse neus.

Kortjakje, 11 december 2024

Een dichter is een timmerman

Een dichter is een timmerman,

de taal dat is zijn hout,

talent en kunde zijn gerei,

een vers is wat hij bouwt.

Hij past en meet zijn woorden

en voegt wat spaties in,

hij schroeft een punt of komma

en klinkt zijn eerste zin.

De zinnen worden strofes,

die zet hij op een rij,

hij schaaft wat aan het ritme

en vijlt de klanken bij.

Het is een stadig zoeken,

soms lijkt het of hij prutst,

wanneer hij schik- en strekking

van woorden weer eens klutst.

Een dichter is een timmerman,

hij hamert op het woord.

Hij zaagt en houwt, hij vijlt en gutst,

hij schaaft en bouwt, hij slijpt en prutst.

Ja, dichten dat is timmeren,

is knutselen met taal

totdat een talig bouwwerk staat;

nooit lukt het helemaal.

Kwatrijnen in gebroken rijm, najaar 2024

Droomreis

Ik zit hier knusjes in mijn luie stoel.

Een zachtwarm licht hangt boven mij te branden.

Het boek nog dichtgeslagen in mijn handen.

De avond leeg, een wonderschoon gevoel.

Het rijk alleen, ik voel de stilte landen.

Het raam wat open, buiten is het zwoel.

Ik ga nu lezen, laat de boel de boel.

Ik ben nog hier, gewoon tussen mijn wanden.

Ik open nu mijn boek, begin te lezen

en word een ander, voel het avontuur.

Ik ben nu elders, op een ander uur.

Een ander ik is in dat land verrezen.

Wat is het heerlijk en wat is het raar:

ik ben wel hier, maar toch ben ik ook daar.

Sonnet, zomer 2024

Mijn stem

Wát zou ik zijn zonder mijn stem?

Hoe zou ik je ontmoeten?

Ik vraag het je maar eens met klem.

Wáár zou ik zijn zonder mijn stem?

Dan net zo lief mijn requiem

als ik je niet kan groeten.

Wíe zou ik zijn zonder mijn stem?

Hoe zou ik je ontmoeten?

Triolet, najaar 2024

Sehnsucht

Haar zo te zien dansen op walsen van Strauss.

Haar lichaam gehuld in de fijnste gewaden

van stralende kleuren, die naad in haar kous.

En wat ik dan voel, ach dat kunt u wel raden:

mijn hart maakt een dansje, het bruist in mijn geest.

Die gratie, die schoonheid, och lieve genade. 

Maar hóe zij beweegt dat ontroert mij het meest.

Je voelt dat haar dansen de Donau laat stromen

en blauwer dan dit is ie nimmer geweest.

Daar zwaait ze, daar zwiert ze, de vrouw van mijn dromen.

Ach kon ik haar hebben, och ware zij mijn.

Ik denk echter niet dat het daarvan gaat komen. 

Maar laat me dit droombeeld, toe gun me die schijn

en laat mij voor even die straussvogel zijn.

Terza rima, 8 januari 2025

Tabula rasa

Het lege blad kijkt mij verwijtend aan,

verlangend dat ik haar mijn woord zal geven,

zoals ik in mijn hele schrijversleven

ook bij haar vele zussen heb gedaan.

De tijd verglijdt, ik heb nog niets geschreven.

Ik zit nu vast, dat is haar niet ontgaan.

Wat ziet ze bleek, er moet dus iets ontstaan.

Zij vreest een loos en ongetekend sneven.

Ik kijk haar nog eens in haar blank gelaat

en denk: het kan niet dat ik haar zo schaad

en kwets door haar mijn woorden te ontzeggen.

Geen enkel vel valt zoiets uit te leggen.

Ik schrijf en schrijf, en ook al is het klad,

zij blijft alsnog geen onbeschreven blad.

Sonnet, voorjaar 2024

Brief aan Descartes

Jij kwam ooit met de theorie
– en bracht dit als fait accompli –
dat lijf en geest gescheiden zijn,
het werd jouw steeds herhaald refrein.

Het dualisme was ontstaan
en zo werd gaandeweg voortaan
de oorzaak van elks ziektebeeld
naar geest of lichaam ingedeeld.

Dit had als ongewenst effect
dat klachten waarvoor niet direct
fysiek een oorzaak werd bespeurd
steeds ‘psychisch’ werden ingekleurd.

Dat label nu is niet neutraal:
fysiek scoort beter dan mentaal
want klachten van fysieke aard
gaan met belangstelling gepaard.

Een tuil met bloemen of wat fruit
maar als het psychisch is geduid
dan zit het ‘ergens in het hoofd’
en wordt men door geen mens geloofd.

Maar als je naar depressie kijkt,
waar heel de wereld somber lijkt,
dan zie je dat een stof ontbreekt
en dat dit dus jouw leer weerspreekt.

Dit voorbeeld toont je het verband:
het lijf is met de geest verwant.
Zo ken ik er nog heel veel meer,
die samenhang blijkt steeds maar weer.

Het dualisme is failliet,
erkent de vele stofjes niet
waarmee de geest wordt aangestuurd
en dát is waar jouw leer dus schuurt.

Het lijf, de geest, een nauwe band.
Jouw leer kan nu dus aan de kant.
René, het is wel mooi geweest.
Jouw paradigma is gesjeesd.

Najaar 2024

Schoon verhaal

Mooie dingen wil ik maken.

Ik wil toveren met taal!

Niet van die gewone zaken.

Mooie dingen wil ik maken!

Trachten mensen echt te raken

met een wonderschoon verhaal.

Mooie dingen wil ik maken.

Ik wil toveren met taal!

Triolet, zomer 2024

Denkend aan Epicurus

Als ik er ben is dood er niet,

als dood er is ben ik er niet.

Zo stelde ooit de filosoof

en wat is dat een mooi geloof!

Geen ‘ik’ dus die de dood ervaart,

die boodschap is mij heel wat waard.

Wat trek ik mij de dood nog aan

indien wij niet gelijk bestaan?

De doodsangst kan nu in de ban.

Wij nemen het er nog eens van

en feesten tot de dageraad,

totdat de maan weer ondergaat.

En morgen is een nieuw geval.

Wij zien wel wat dat brengen zal.

Zo gaan wij vrij en onvervaard

langs onze levensweg op aard.

(Toch plaagt mij soms, al is het vaag,

die ietwat hinderlijke vraag:

‘Wat heeft mijn leven zo voor zin?’

maar slik die vraag dan gauw weer in.)

Voorjaar 2024

Trijntje Fops

Een Trijntje Fop is een door Kees Stip bedachte viervoetige jambische versvorm van meestal zes regels – acht of vier regels komen ook wel eens voor – met als titel ‘Op een [dierennaam]’. Het rijmschema is aabbcc.

Op een oester

Een oester die in Overpelt 

als thesaurier was aangesteld

werd door een pareldief ontvoerd,

bedreigd, geschopt en vastgesnoerd,

maar zelfs versuft, verrot, halfgaar

hield hij zijn kaken op elkaar.

Op een mestkever

Een mestkever uit Westerlee

leed jarenlang aan diarree.

‘Het overschot, net wat u zegt.

Mijn darmen werkten heus niet slecht,

maar sinds het aanbod drastisch steeg

loop ik er helemaal op leeg.’

Op een schaamluis

Een schaamluis vond laatst in Sint Kruis

een zeer gerieflijk herenhuis.

Nu lounget hij op die zwoele stek,

aan drank en eten geen gebrek.

Wel lullig voor zijn gastheer Evert,

die hij een vuile schaamstreek levert.

Op een mol

Gebelgd berichtte mij de mol:

‘Die warboel maakt mij horendol:

riolen, kabels, fiberglas.

Wie denkt er aan mijn sanitas?

Hoe vind ik zo het goede pad

in mijn gehavend habitat?!’

Op twee spechten

Een kleine en een grote bonte

betrokken eens een berk in Dronten.

Hij vond die kleine echt niet mis.

Ze hield het nest ook heerlijk fris.

Hij was zo smoor en bad, knalrood:

‘word alsjeblieft mijn spechtgenoot.’

Op een das

Een das wou laatst uit stappen gaan.

Hij trok zijn mooiste jasje aan.

Zijn pantalon was fraai geplooid.

Zijn dikke vacht haarfijn gevlooid.

En voor hij ging vroeg hij de specht:

‘Wat denk je, zit mijn dasje recht?’

Op een bromvlieg

Een bromvlieg vloog pas vliegensvlug

van Olst naar Zwolle en terug.

Hij had zijn brommer opgevoerd,

maar knalde boven op een woerd.

Nu zit hij in een cel in Ommen

wat knorrig voor zich uit te brommen.

Op een boekenwurm

Een boekenwurm in Wildervank

bewoonde eens een boekenplank

alwaar hij kalm en ongestraft

zijn sporen trok van kaft tot kaft.

Toen kwam er op een zomerdag

een spin die hem voor tor aanzag.

De wurm dacht na en zei toen: ‘Ja,

ik ben de grote perfora-.’

Opvolgfoppen

Vaak heb ik mij na het lezen van een Trijntje Fop van Kees Stip afgevraagd: Hoe zou dit verhaal nu verdergaan? Ik heb daarom een aantal ‘opvolgfops’ geschreven waarin een mogelijk vervolg is uitgewerkt. Eerst zie je steeds de originele versie van Kees Stip en daarna mijn vervolg, de opvolgfop. 

Op een konijn (origineel van Kees Stip)

Bij Noordwijk zwom een nat konijn

te midden van een school tonijn.

‘Tja,’ sprak het beest, ‘dat tomt ervan

als men de ta niet zeggen tan.’

Op een konijn (opvolgfop)

‘Vertel eens Ko’, zei Toon Tonijn

ooit bij een prettig samenzijn,

‘Hoe kwam het dat je zwemmen ging,

dat is toch geen konijnending?

De vraag was dus aan onze kant:

Hoe is die co-nijn hier beland?’

‘Ach ja,’ zei Ko, ‘het is gênant,

it bleef oot liever aan de tant,

maar ’t heb geen al te best gehoor

en daarom tomt dit wel eens voor.

En oot, nou goed, dan weet je het:

’t heb bovendien een spraatgebret.’

Op twee slakken (Kees Stip)

Twee slakken waren al sinds jaren
op weg van Groningen naar Haren.
Ten slotte kwam geheel ontdaan
de oudste aan het eindpunt aan.
Hij slikte en sprak diep bewogen:
‘Mijn broer is uit de bocht gevlogen.’

Op een overgebleven slak (opvolgfop)

De slak zat nu in zak en as

en toen zijn broer begraven was,

vertrok hij met een slakkengang

en reisde vele jaren lang.

Hij trok zijn spoor door stad en land

tot hij in Zoutkamp is gestrand.

Op een bij (Kees Stip)

Er was een bij te ’s Gravenhage

die antwoord wist op alle vragen.

Toen men hem moeielijk genoeg

‘Wat was was eer was was was’?’ vroeg

werd hij de winnaar van de quiz

met ‘Eer was was was was was is.’

Op een quizbij (opvolgfop)

Hij vond de quizwinst machtig mooi

en schreef zich in voor elk toernooi.

Hij won altoos, werd één, twee drie

de King Bee van het quizcircuit.

En thans doet hij in was zijn ding

daar bij Tussaud, naast Bee Bee King.

Op een boekenwurm (Kees Stip)

Een boekenwurm te Oudeschans,

bewonderaar van streekromans,

schreef aan een romancier te Schagen:

‘Geachte heer, reeds vele dagen

verkwik ik als een zoete koek

mij aan uw veelgegeten boek.’

Op een romancier (opvolgfop)

‘Geachte wurm’, antwoordde hij,

‘Mijn boek behelst geen lekkernij.

Het dient als voedsel voor de geest

en niet als leeftocht voor een beest.

Dus stil uw honger aub

maar met een Story of Privé.’

Op een woerd (Kees Stip)

‘Den Haag’, zo zegt een woerd, ‘is blijkbaar

per trein uit Utrecht onbereikbaar.

Want telkens als ik het probeer

begint een goudgebiesde heer

zijn longen vol met licht te happen

en roept dan: “Woerden overstappen!”’

Op een spoorbaas (opvolgfop)

Hij kon het voorval niet vergeten

en liet dus aan baas Koolmees weten: 

‘De reis van Utrecht naar Den Haag

is voor een hereneend een plaag.

Als medevogel smeek ik u:

“Maak dit traject toch continu!”’

Limericks

Een limerick is een vers van 5 regels met als rijmschema aabba. Regels 1, 2 en 5 bestaan uit 3 versvoeten, regels 3 en 4 uit 2 versvoeten. Als metrum wordt een amfibrachys (kort-lang-kort) of een anapest (kort-kort-lang) gebruikt.

Vossenleed

Er was eens een rekel in Assen

die ‘s morgens de welpjes moest wassen.

Zijn vrouw zei toen fijn:

‘Toe zeur niet zo Reyn,

dan had je maar op moeten passen.’

Uhhhh

Een oudere dame uit Rheden

kwam diep in de nacht naar beneden.

Ik zeg u met spijt:

de clou ben ik kwijt.

Het is ook al even geleden.

Frivole freule

Een vroegrijpe freule uit Veere

ontdeed zich herhaald van haar kleren.

‘’t Is echt geen gezicht’,

zei men tot het wicht,

maar zij vond het leuk voor de heren.

Knotsgekke kuren

Een gloedvolle vrouw uit Tervuren

zat wulps naar de buurman te gluren.

Haar man zei toen: ‘Mop,

toe hou nou eens op

en kap met die hitsige kuren.’

Bizar lang

Een dweepzieke dame uit Wenen

bezat van die héééél l a n g e   b e n e n.

Een man had wel zin

en klom er dus in,

maar raakte niet eens langs haar schenen.