Wie is Han?

Ik ben graag met taal bezig. Als kind las ik veel en dat doe ik nog steeds, vooral fictie. Sinds ik met pensioen ben schrijf ik voor mijn plezier. Dat begon in de coronatijd toen ik samen met vrienden een dagelijkse krant – Het Heerenleed Journaal – maakte voor een andere vriend die door ziekte een tijd in isolatie moest doorbrengen. We wilden hem zo helpen die saaie tijd door te komen. Daarna heb ik een aantal familieverhalen opgetekend en ben ik serieuzer met dichten aan de slag gegaan.

Ik houd vooral van ‘light verse’, de vorm van gebonden rijm waarbij je een bepaalde versvorm gebruikt – zoals rondeel, sonnet of limerick – en de eisen van rijmschema en metrum zo goed mogelijk volgt. Het moet grappig zijn en dat probeer je te bereiken door met een onverwachte clou te komen of met verschillen in woordbetekenis te spelen. De fascinatie voor lichtvoetige poëzie begon in mijn studententijd toen ik de boekjes van John O’Mill verslond; later waren vooral Kees Stip, Willem Wilmink en Drs. P. mijn grote voorbeelden.

De taal in het gedicht moet zo helder mogelijk zijn en het vers moet het liefst zo geschreven zijn dat de vorm nauwelijks opvalt. Naast lichtvoetige gedichten schrijf ik af en toe ook wat serieuzere verzen, maar ook die steeds in gebonden rijm.