Het mooie mokkel
Die mooie snoet, de tanden hagelwit,
haar kersenrode lippen en haar haren,
haar ogen waar ik in moet blijven staren
en dan die borsten, ongekend van snit.
Haar gulle lach, haar sierlijke gebaren.
Hoe zij beweegt, wat zit zij vol met pit!
Wat nu? O, lieve, goede God, ik bid
dat U mij tot haar minnaar wilt verklaren.
Nu opent zij haar mond, ik hoor haar stem.
Zij lijkt wel schor of zit een stemband klem?
Ze lijkt zo net een oude koffiemolen.
een knarsend wiel, een schuivende berg kolen.
Die aanslag op mijn oren brengt verdriet.
Och Heer, verhoor mijn bede toch maar niet.
Geef een reactie